Tekla Structures gebruiken met applicatie- en desktopvirtualisatie

Tekla Structures
Not version-specific
Tekla Structures
virtueel
virtualisatie
installatie
virtualiseren
desktopvirtualisatie
Environment
Not environment-specific


Lees eerst volgend artikel van Tekla voor uitgebreide uitleg over het virtualiseren van een desktop of applicatie. Daarnaast zijn er voor Tekla Structures een aantal aandachtspunten welke hieronder als voorbeeld genoemd worden. Uiteraard dient u andere aanpassingen zelf vorm te geven.



Hieronder gaan we uit van een desktop virtualisatie die non-persistent is. Oftewel, elke keer beginnen met een schone lei, er wordt niks opgeslagen bij herstarten.
Daarbij wordt een ‘image’ geladen als er ingelogd wordt op de virtuele omgeving. Enkele instellingen dienen toegepast/gepusht/gekopieerd te worden na het inladen van de image omdat dit gebruikersinstellingen (user-context) zijn. Dat zijn voornamelijk de registerbestanden en de losse bestanden die hieronder nader worden benoemd. Het toepassen/pushen/kopiëren van deze bestanden kan met Windows Roaming Profiles maar ook met een UEM systeem (User Environment Management). Denk dan aan een Active Directory Group Policy methode.
 
De installatie van Tekla Structures zelf (image)
Stel na de installatie van Tekla Structures de variabele XS_RUNPATH in het bestand teklastructures.ini in zodat de netwerkschijf waar de modellen opgeslagen worden, aangeroepen wordt en niet de lokale C:\ schijf. Zorg ervoor dat de schijfletter actief is. Dus bijvoorbeeld X:\ en niet \\SRV01\. Bij het gebruik van \\SRV01\ zal Tekla Structures niet doorstarten naar het startscherm.
 
Register bestanden instellen (Roaming Profile of UEM systeem)
Dit zijn:
- De code voor tools in Tekla Structures
- Het serveradres voor gebruik van de licenties
- De migratiewizard (zodat deze niet elke keer naar voren komt bij opstarten)
 
Overige losse bestanden welke ingesteld moeten worden (Roaming Profile of UEM systeem)
- Het bestand user.ini met hierin:
  XS_FIRM naar netwerkschijf
  XS_POINT_CLOUD_CACHE_FOLDER lokaal in de modelmap = .\PointCloudCacheFolders

Let op, de standaardlocatie van de refcache map voor referentiemodellen is de modelmap, zoniet, stel dit dan in!
   XS_REFERENCE_CACHE=.\RefCacheFolders
 
Instellingen lint - eigenschappen venster etc. (Roaming Profile of UEM systeem)
Indien hier aanpassingen in gemaakt worden, dienen deze bestanden ook ingesteld te worden zodat een uniforme omgeving gestart wordt.


 

Was dit nuttig?