De oplegging en steun van een onderdeeluiteinde definiëren

Selecteer voordat u start in het dialoogvenster Rekenmodellen het rekenmodel waarin u de eindpunten van onderdelen en wijze van opleggen wilt definiëren.

Selecteer een onderdeel.
Klik met de rechtermuisknop en selecteer Eigenschappen berekening.
In het dialoogvenster met rekeneigenschappen van het onderdeel doet u het volgende:
- Als u de eindcondities voor het begin van het onderdeel (gele handle) wilt definiëren, gaat u naar het tabblad Begin punt.
- Als u de eindcondities voor het eind van het onderdeel (magenta handle) wilt definiëren, gaat u naar het tabblad Eind punt.
Selecteer in de lijst Begin of Einde een optie.
De optiesenvoor een vastgezet onderdeeluiteinde worden als donkerblauwe cirkels dicht bij het rekenonderdeeluiteinde in het rekenmodel weergegeven.
Definieer indien nodig voor een ondersteund uiteinde de rotatie.
Wijzig indien nodig de vrijheidsgraden voor verplaatsing en rotatie.
Als u Veer voor een van de vrijheidsgraden hebt geselecteerd, voert u de veerconstante in.
De eenheden hangen af van de instellingen in het menu Bestand > Instellingen > Opties > Eenheden en decimalen .
Als u voor een van de vrijheidsgraden voor rotatie Veer hebt geselecteerd, geeft u het verbindingsniveau op.
Voer een waarde tussen 0 (vast) en 1 (scharnierend) in.
Klik op Wijzig.

Zie ook

De ondersteuningsvoorwaarden van een plaat definiëren

Symbolen voor opleggingsvoorwaarden

Eigenschappen rekenonderdelen

Over eigenschappen rekenonderdelen