De database Applicaties en componenten gebruiken

Tekla Structures
2019
Tekla Structures

De database Applicaties en componenten gebruiken

Componenten worden in de database Applicaties en componenten opgeslagen en in twee verschillende soorten groepen georganiseerd: standaardgroepen zijn automatisch beschikbaar en vooraf gedefinieerde groepen zijn afhankelijk van uw omgeving.

Klik in het zijvenster op de knop Applicaties en componenten om de database Applicaties en componenten te openen. U kunt ook op Ctrl + F drukken.

Als u een component wilt gebruiken , selecteert u deze in de database en volgt u de instructies op de statusbalk om de component aan het model toe te voegen. Dubbelklik op de component in de database om het dialoogvenster met componenteneigenschappen te openen.

Groepen in de database

Standaardgroepen en vooraf gedefinieerde groepen worden met verschillende achtergrondkleur in de database weergegeven.

Standaardgroepen zijn automatisch beschikbaar:

  • Recent bevat de 12 componenten en applicaties die u onlangs in het model hebt gebruikt.
  • Niet-gegroepeerde items bevat de componenten en applicaties die zich niet in een vooraf gedefinieerde groep bevinden.

    Niet-gegroepeerde items kunnen bijvoorbeeld geïmporteerde componenten zijn die nog niet naar een andere groep zijn verplaatst.

  • Applicaties bevat applicaties , macro's en tekeningplugins.

    Als u uw eigen macro's maakt, kunt u ze aan deze groep toevoegen.

  • Verbindingen bevat verbindingen en verbindingsdetails.
  • Detailleren bevat detailleringscomponenten.
  • Details bevat details.
  • Onderdelen bevat gebruikerscomponenten van het type onderdeel.
  • Oudere database geeft de mapstructuur van de Componentendatabase in vorige Tekla Structures -versies weer als de databasedefinitiebestanden in de standaard zoekpaden voor mappen worden gevonden.

Afhankelijk van uw omgeving kan de database ook vooraf gedefinieerde groepen voor specifiek gebruik bevatten, zoals Staal > Ligger-liggerverbindingen . U kunt uw eigen groepen naar uw behoeften maken, bijvoorbeeld voor uw eigen favoriete verbindingen. Op deze manier kunt u deze verbindingen snel en eenvoudig vinden. U kunt de groepen die u niet gebruikt ook verbergen zodat alleen de groepen die u gebruikt in de database zichtbaar zijn.

Modelspecifieke componenten worden in de Model Editor weergegeven en tekeningspecifieke componenten worden in de Tekening Editor weergegeven.

Naar een component in de database zoeken

Als u een component in de database wilt zoeken, voert u het trefwoord in het zoekvak in.De zoekopdracht is hoofdlettergevoelig.

De zoekopdracht vindt geen database-inhoud die verborgen is. Selecteer het selectievakje Verborgen items weergeven om de verborgen inhoud weer te geven.

De zoekopdracht gebruikt de volgende regels:

  • Niet-numerieke zoektermen vinden gedeeltelijke overeenkomsten. De zoekterm bout geeft bijvoorbeeld bout en gebout als zoekresultaat weer.

    Als u meer dan één woord in de zoekterm invoert, bijvoorbeeld bout plaat , dan worden de woorden automatisch gecombineerd zodat het zoekresultaat de componenten weergeeft die zowel plaat als bout in hun naam, beschrijving of tags hebben.

  • Numerieke zoektermen (geheel getal) vinden de exacte overeenkomst. De zoekterm 121 geeft bijvoorbeeld het componentnummer 121 in het zoekresultaat weer.

    U kunt de jokertekens * , ? en [ ] gebruiken om naar gedeeltelijk numerieke overeenkomsten te zoeken.De zoekterm 10* vindt bijvoorbeeld componentnummer 10 , 110 , 104 , 1040 enzovoort.

  • U kunt de zoekopdracht tot specifieke tags, groepen en componenttypen beperken door de sleutelwoorden tag , groep of type te gebruiken.Het sleutelwoord tag 10: geavanceerd vindt de componenten met het nummer 10 die geavanceerd in de tag hebben en type:gebruiker vindt alle gebruikerscomponenten.

De weergave in de database wijzigen

  • Klik opom het miniatuurvenster weer te geven.
  • Klik opom het lijstvenster weer te geven.
  • Klik opom het compacte venster weer te geven.

    Het compacte venster geeft de miniatuurafbeeldingen weer van de groep die u in de lijst boven het zoekvak selecteert.U kunt het compacte venster gebruiken om over meer ruimte op het scherm te beschikken.

  • Klik opom het normale venster weer te geven.

Geselecteerde componenten in de database weergeven

Klik op Geselecteerde weergeven om een groep Geselecteerde componenten weer te geven die de componenten bevat die in het model of de tekening worden geselecteerd.

Klik opnieuw op Geselecteerde weergeven om de groep Geselecteerde componenten te verbergen.

De knop Geselecteerde weergeven is niet beschikbaar als u de zoekopdracht in de database gebruikt.

Tip:

U kunt het eigenschappenpaneel gebruiken om de componenten weer te geven die u in het model hebt geselecteerd. Als u één component selecteert, geeft het eigenschappenpaneel de naam en het nummer van de component weer. Als u meerdere verschillende componenten, geeft het eigenschappenpaneel lijsten weer die de tekst Varieert hebben. Open de lijsten om de namen en nummers van de geselecteerde componenten weer te geven.

Als u componenten en andere modelobjecten selecteert, klikt u op de knop Objecttypelijst in het eigenschappenpaneel om een lijst met de geselecteerde objecttypen te openen en selecteert u Component om de componenten weer te geven.

Componentgegevens in de database weergeven en wijzigen

Elke component heeft een informatievak dat het type van de component en de groepen waartoe de component behoort weergeeft.U kunt een beschrijving voor de component en tags toevoegen die in de zoekopdracht kunnen worden gebruikt.

  1. Selecteer een component in de database en klikt u op de kleine pijl rechts om het componentinformatievak te openen.
  2. Voer een beschrijving in het vak Beschrijving in.
  3. Klik opom een tag toe te voegen en voer een tag in het vak in.
  4. Klik indien nodig nogmaals opom meer tags toe te voegen. U kunt ook tags verwijderen.
  5. Klik buiten het informatievak om het te sluiten.

De beschrijvingen en tags die u toevoegt, worden standaard in het bestand ComponentCatalog.xml in de modelmap opgeslagen.

Een miniatuurafbeelding voor een component in de database toevoegen

Componenten hebben een standaard miniatuurafbeelding die een bepaalde situatie weergeeft waarin de component kan worden gebruikt. U kunt meerdere miniaturen voor een component toevoegen en selecteren welke miniatuur in de miniatuurweergave in de database Applicaties en componenten wordt weergegeven.

  1. Selecteer een component in de database.
  2. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Miniatuurweergaven.
  3. Klik op Miniatuurweergave toevoegen.
  4. Selecteer een afbeelding en klik op Openen. U kunt elke standaard afbeeldingsindeling gebruiken, bijvoorbeeld .png , .jpeg , .gif , .tiff en .bmp.
  5. Schakel de selectievakjes van de miniaturen die u in het componentinformatievak wilt weergeven in. U kunt ook miniaturen, behalve de standaardminiatuur, verwijderen.
  6. Klik op Sluiten.

De miniatuurgegevens die u toevoegt, worden standaard in het bestand ComponentCatalog.xml in de modelmap opgeslagen.

Een component in de database publiceren

Mogelijk moet u dezelfde component met verschillende instellingen in verschillende situaties gebruiken. Als u de component gemakkelijk wilt gebruiken, kunt u de instellingen voor elke situatie definiëren en de component in de database publiceren.

U hebt Eindplaat (144) bijvoorbeeld mogelijk in drie verschillende situaties nodig. Voeg Eindplaat (144) aan elke situatie in het model eenmaal toe. Definieer de benodigde instellingen en publiceer vervolgens elke Eindplaat (144) in de database. U hebt Eindplaat (144) dan als drie aparte componenten in de database opgeslagen, elk met verschillende instellingen. U kunt deze componenten uit de database op dezelfde manier als andere componenten gebruiken.

  1. Voeg eenmaal een component aan alle benodigde situaties in het model toe.
  2. Definieer de gewenste instellingen voor elke situatie.
  3. Selecteer één van componenten die u in het model hebt toegevoegd, klik met de rechtermuisknop en selecteer Publiceren in database....
  4. Voer een beschrijvende naam voor de component in en klik op OK.
  5. Herhaal de stappen 3-4 voor elke component die u hebt toegevoegd.

De componenten worden eerst in de groep Niet-gegroepeerde items in de database geplaatst. Ze hebben de naam die u hebt ingevoerd en de miniatuurafbeelding van de oorspronkelijke component.

U kunt de componenten naar een geschiktere groep in de database verplaatsen en de miniatuurafbeelding wijzigen. U kunt bijvoorbeeld voor elke situatie een basiscomponentaanzicht maken en een afbeelding van het aanzicht als miniatuur gebruiken.

Groepen in de database maken en wijzigen

U kunt groepen en subgroepen maken en de groepen naar verschillende locaties in de vooraf gedefinieerde groepensectie in de database verplaatsen.U kunt componenten aan de groepen toevoegen en eruit verwijderen, de naam van de groepen wijzigen en beschrijvingen voor de groepen toevoegen.

Wat wilt u doen Actie
Een groep maken Klik met de rechtermuisknop in de database en selecteer Nieuwe groep.... Sleep de groep naar de gewenste locatie.
Een subgroep maken Klik met de rechtermuisknop op een groep in de database en selecteer Nieuwe groep....
Een groep een naam geven Klik met de rechtermuisknop op een groep, selecteer Naam wijzigen... en voer de naam in.
Componenten aan de groep toevoegen
  • Selecteer componenten in de database en sleep deze naar een andere groep.
  • Selecteer de componenten in de database, klik met de rechtermuisknop en selecteer Aan groep toevoegen. Selecteer vervolgens de groep waaraan de componenten worden toegevoegd.
  • Klik met de rechtermuisknop op een groep, selecteer Alle aan groep toevoegen en selecteer de groep waaraan alle componenten in de groep worden toegevoegd.

    De componenten worden naar de andere groepen gekopieerd, niet verplaatst.

Een groep verwijderen Klik met de rechtermuisknop op een groep en selecteer Uit groep verwijderen.

De groepen die u hebt gemaakt, worden standaard in het bestand ComponentCatalog.xml in de modelmap opgeslagen.

Note:

U kunt geen groepen aan de standaardgroepen toevoegen of eruit verwijderen en kunt de inhoud van de standaardgroepen niet wijzigen.U kunt echter de standaardgroepen en de afzonderlijke items in de groepen verbergen.

De volgorde van groepen in de database wijzigen

U kunt de volgorde van de vooraf gedefinieerde groepen in de database Applicaties en componenten wijzigen. Vooraf gedefinieerde groepen hangen af van uw omgeving. Staal en Beton kunnen bijvoorbeeld zulke groepen zijn. U kunt de volgorde van de standaardgroepen niet wijzigen, bijvoorbeeld Applicaties , Verbindingen en Detailleren.

U kunt de volgorde met een sorteerindex bepalen. De optie Sorteerindex is beschikbaar in de groepsgegevens van elke vooraf gedefinieerde groep in de database Applicaties en componenten. Sorteerindexen worden opgeslagen in de databasedefinitiebestanden.

U kunt de sorteerindex wijzigen door een negatief of positief geheel getal of 0 in het optievakje Sorteerindex in te voeren. Een negatieve sorteerindex verplaatst een groep omhoog en een positieve sorteerindex verplaatst een groep omlaag in het gedeelte met de vooraf gedefinieerde groepen. Voer 0 in of wis de waarde om naar de standaardvolgorde terug te gaan. De groepen staan standaard in alfabetische volgorde.

De wijzigingen die u aan de sorteerindex aanbrengt, zijn modelspecifiek en worden in het bestand ComponentCatalog.xml in de map \model opgeslagen. Beheerders kunnen de volgorde van groepen voor een omgeving of een project definiëren met de databasedefinitiebestanden in de omgevings-, bedrijfs- en projectmappen. Bewerk deze bestand niet als u geen beheerder bent.

Zelfs als de beheerders de volgorde hebben gedefinieerd, kun u nog steeds modelspecifieke wijzigingen aan de volgorde van de groepen aanbrengen door een andere waarde voor de sorteerindex voor een groep in te voeren. Als u naar de standaardvolgorde terug moet keren, voert u 0 sorteerindex in.

U wijzigt de volgorde als volgt:

  1. Selecteer een vooraf gedefinieerde groep.
  2. Klik op de kleine pijl aan de rechterkant om het vak met de groepsgegevens te openen.
  3. Voer een nummer in het vak Sorteerindex in.

    De groep wordt onmiddellijk verplaatst.

  4. Sla het model op om de volgorde te bewaren.

Groepen en componenten in de database verbergen

  1. Selecteer een groep of een component in de database.
  2. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Verborgen in-/uitschakelen om de groep of de component te verbergen.
  3. Als u de verborgen groep of component weer wilt weergeven, schakelt u het selectievakje Verborgen items weergeven onder aan de database in. De verborgen groep of component wordt gedimd weergegeven.
  4. Als u de verborgen groep of component normaal wilt weergeven, klikt u er met de rechtermuisknop op en selecteert u Verborgen in-/uitschakelen.

Het berichtenlogboek van de database weergeven

Als er bijvoorbeeld in de databasedefinitiebestanden fouten of waarschuwingen staan, wordt de knop Logbestand melding in de rechterbenedenhoek van de database weergegeven. De knop wordt niet weergegeven als er geen fouten of waarschuwingen zijn.

Klik op de knop Logbestand melding om het foutenlogboek weer te geven:

Fouten en waarschuwingen worden ook naar het bestand ComponentCatalog_<user>.log in de map \logs onder de modelmap geschreven.

Databasedefinities

De commando's in Toegang tot geavanceerde functies > Databasebeheer worden voor het wijzigen van databasedefinities gebruikt. Normaalgesproken hoeft u geen databasedefinities te wijzigen. Wijzig de definitiebestanden niet als u geen beheerder bent. Raadpleeg voor meer informatie over beheerderstaken De database Applicaties en componenten aanpassen.

Was dit nuttig?
Vorige
Volgende